Bruynzeel heeft 120 jaar aan historie en heeft zich ontwikkeld tot een distributeur van een breed scala producten. Eén van de oudste productgroepen waar Bruynzeel ooit mee begonnen is, is de deur. Deuren komen voor in allerlei verschillende soorten en maten, maar hebben in de laatste paar eeuwen verschillende gedeelde ontwikkelingen doorgemaakt. Hierdoor is het mogelijk om aan de hand van verschillende criteria (zoals bijvoorbeeld het materiaal, het aantal panelen en de vorm van het profiel) een deur te dateren. Binnen de ontwikkeling van de deur in de laatste eeuw heeft de innovatie van Bruynzeel een grote rol gespeeld.
In de 17e eeuw waren deuren in Nederland loodzwaar omdat zij van massief eikenhout gemaakt waren. Ze bestonden vaak uit veel panelen; meestal zes of acht, maar soms zelfs nog meer. Deze deuren waren een rechtstreekse opvolger van spiegelklampdeuren die in de Late Middeleeuwen en de Renaissance werden gebruikt. Opgeklampte deuren zijn de typische “boerse” deuren die opgebouwd zijn uit houten planken aan de ene zijde, en stijlen aan de andere zijde. Bij spiegelklampdeuren is de binnenzijde ook voorzien van extra staande delen tussen de klampen links en rechts langs de deur. Deze deuren werden vaak gebruikt bij bedstedes of als staldeur..
In de 18e eeuw werden er juist zo min mogelijk panelen gebruikt: één- en twee paneeldeuren kwamen aan het begin van de 18e eeuw voornamelijk voor in luxe omgevingen zoals kastelen en patriciërshuizen. Later in de eeuw werden deze deuren ook gebruikt in gewone huizen. Voor de profielen van de panelen werd gebruik gemaakt voor een lang kwartrond of ovaal kwartrond profiel. Eikenhout werd minder populair en werd vervangen met lichtere houtsoorten zoals grenen of vurenhout. Dit vurenhout werd geïmporteerd uit het Oostzeegebied en uit Midden-Europa.
Deur rechts: 18e -eeuwse tweepaneeldeur van grenenhout in barokstijl. Foto: Arjan Verschoor
Deur rechtsboven: Deur uit ca. 1650. Foto: Arjan Verschoor
In de 19e eeuw werd bijna geen eikenhout meer gebruikt voor het vervaardigen van deuren; vrijwel alle deuren waren gemaakt van vuren- of grenenhout en hadden drie panelen. Er werd veelvuldig gebruik gemaakt van allerlei verschillende profielen om de panelen. De panelen zelf ondergingen aan het eind van de 19e eeuw ook een verandering: er werd niet langer gebruik gemaakt van panelen met bossing. In plaats daarvan werden platte panelen ingezet. Om meer licht binnen te laten werd er ook gebruik gemaakt van een raam met roedeverdeling in de bovenkant van de deur. Deze deuren stonden bekend als de bovenlichtdeur.
De enorme bouwgolf aan het begin van de 20e eeuw leidde tot de woningwet van 1901 waardoor kwaliteit in de bouw werd gereguleerd. Mechanisering en industrialisering vonden in rap tempo en op grote schaal plaats, wat leidde tot snellere innovatie. De Amerikaanse uitvinding van triplex heeft grote invloed gehad op de vervaardiging van deuren in de 20e eeuw, omdat het ervoor zorgde dat ook andere houtsoorten gebruikt konden worden. Ook werd de houtsector positief beïnvloed door de uitvinding van de droogkamer. In zo’n kamer werd door middel van ventilatoren hete lucht (verhit door stoom of elektriciteit) over houtstapels geblazen waardoor deze sneller droogden en de duurzaamheid van het hout vergroot werd. Deze uitvinding werd gedaan door de jonge Cornelis Bruynzeel. Hij liet als eerste in Nederland zo’n droogkamer bouwen in zijn stoomtimmerfabriek ‘De Arend’.
De bouwgolf van de vroege 20e eeuw werd onderbroken door de Eerste Wereldoorlog, maar hierna was er weer een enorme stijging in de vraag naar bouwmaterialen voor de wederopbouw. Bruynzeel was het eerste bedrijf dat fabrieksmatig deuren ging vervaardigen. Vanaf 1921 werd in de eerste gespecialiseerde deurenfabriek in Nederland, de ‘N.V. Hollandsche Deurenfabriek C. Bruynzeel en Zonen’ de typische Bruynzeeldeur gemaakt: een deur met bovenlicht maar zonder roedeverdeling, afgewerkt met een typisch Bruynzeel schuin profiel om de panelen. Zoals wel vaker gebeurt in de mode, kwam een oude stijl weer in opkomst: het gebruik van veel panelen zoals dat in de 17e eeuw gedaan werd, was helemaal retro! Het schuine profiel om de panelen is jarenlang gebruikt en zeer kenmerkend voor Bruynzeeldeuren. Voor de afwerking tussen de stijlen en dorpels werd gebruik gemaakt van de eerder genoemde Amerikaanse uitvinding: triplex. Omdat de deuren fabrieksmatig werden geproduceerd, waren deuren (voor het eerst) verkrijgbaar in verschillende standaardmaten en vormen. Deze standaardmaten gelden nu nog steeds voor niet alleen de deuren van Bruynzeel, maar voor alle deuren. Zo is de invloed van de innovatie van Bruynzeel zelfs nu, bijna 100 jaar later, nog altijd relevant.
Bronnen:
Kuijpers, M. ‘Seriewerk voor het interieur: de opkomst van de Bruynzeeldeur’ in: Monumenten en bouwhistorie (1996).
Verschoor, L. ‘In depot – uit depot: Deuren in het depot van Stichting Monument & Materiaal’ (2005).