Gedurende het 120-jarige bestaan heeft Bruynzeel twee wereldoorlogen meegemaakt. Hoe het bedrijf zich door de wereldoorlogen heeft geworsteld, staat beschreven in de bedrijfsarchieven. Na de Eerste Wereldoorlog ontstond er veel vraag naar de producten van Bruynzeel maar met de Tweede Wereldoorlog in het vooruitzicht moesten veel uitbreidingsplannen worden uitgesteld. Het bedrijf heeft gedurende de Tweede Wereldoorlog vele verliezen geleden, hieronder een beschrijving uit 1947 over hoe het bedrijf de oorlog heeft getrotseerd.
In 1939 hebben de Duitse nationaalsocialisten Danzig gelijkgesteld; de politieke situatie in Europa werd verwarder en de oorlogsdreiging nam steeds duidelijkere vormen aan. Desondanks geloofden nog velen dat de vrede nog gered kon worden. Degenen die echter de loop der gebeurtenissen nuchter beschouwden deelden dit optimisme niet. Zij waren ervan overtuigd dat een oorlog onvermijdelijk was geworden. Bruynzeel behoorde ditmaal tot de pessimisten; men verwachtte hier dat de Europese oorlog het bouwbedrijf vrijwel stil zou leggen en dat er een gebrek aan materialen zou ontstaan. Het was zaak ervoor te zorgen dat aankomende gebeurtenissen zoveel mogelijk het hoofd geboden werden. De oorlogsjaren zijn ook aan de Bruynzeel fabrieken niet onopgemerkt voorbijgegaan. Er werden grote verliezen geleden, het bedrijf werd geheel gedesorganiseerd en een aantal leden van het bedrijf lieten het leven. Ir. C. J. De Bergh, algemeen bedrijfsleider, en W.F. Westerman, assistent personeelschef, vielen als slachtoffers van de S.D., en L.J. Braat en H. Kruyt behoorden tot het deel van het personeel dat gedwongen in Duitsland te werk werd gesteld en daar door bombardementen om het leven kwam
Na de Meidagen in 1940 werd getracht de depressie op te vangen door de vervaardiging van noodartikelen; de ‘Koksmaat’ (ook wel bekend als hooikisten) was hier een voorbeeld van. De koksmaat is een soort geïsoleerde kist (of emmer) waarmee eten kon worden bereid met minder benodigde brandstof in vergelijking met een fornuis. In 1939 was Bruynzeel ook begonnen met de ontwikkeling en productie van de bekende valk zeilboten. Het lag voor de hand en het bleek dan ook al spoedig dat de Duitsers pogingen zouden doen om bedrijven voor de Wehrmacht te laten werken. Door hun outillage leenden de fabrieken zich uitstekend voor de fabricatie van producten die voor de oorlogvoering nodig waren. Aanslag na aanslag werd gepareerd – waarbij door de Duitsers nogal eens werd gedreigd – maar het resultaat van de langdurige onderhandelingen was toch dat de oorlogsindustrie buiten de deur gehouden werd. De enige concessie die gedaan moest worden, was het maken van meubelen en meubelonderdelen. Nog moeilijker werd het toen de Duitse oorlogsmachine meer behoefte aan arbeidskrachten kreeg en maatregelen moesten worden getroffen om deportatie van het personeel zoveel mogelijk te voorkomen. Voor zover dit niet met legale middelen ging, besloot men van illegale methodes gebruik te maken. Dit betekende het begin van veel geknoei in de personeelsadministratie. Onderduikers zochten toevlucht in de fabriek en moesten van valse papieren worden voorzien
De verhoogde activiteit van de ‘uitkammers’ dwong tot verandering van tactiek en maakte het noodzakelijk het specialistendom in het leven te roepen; alle mannen in de gevaarlijke leeftijdsgroepen werden tot specialisten benoemd. Dit was geen gemakkelijke opgaaf voor een geheel gemechaniseerd bedrijf. Er waren ‘Spezialkräfte’ die breedvoerige, wijdlopige benamingen kregen toegewezen zoals Holzbearbeiter für Schwalbenschwanz Fügemaschine, of Holzbearbeiter für Furnier Schneidemaschine. Op deze manier waren werknemers minder interessant om naar Duitsland gestuurd te worden. Toen na de afkondiging van de desbetreffende Regeringsinstructie van het najaar 1944 bekend werd dat aanvragen voor ‘Ausweise’ ten strengste verboden waren, werd getracht de betrokken arbeiders – zo goed en zo kwaad als het ging – te helpen met vervalste papieren. Dankzij het ingeboren respect van de Duitser voor stempels en handtekeningen lukte het menig lid van het personeel met behulp van deze documenten bij razzia’s de dans te ontspringen.
Dolle dinsdag gaf opluchting maar veroorzaakte anderzijds nieuwe moeilijkheden. De productie, voor zover daarvan tenminste nog gesproken kon worden, lag vrijwel stil. Men trachtte – in een prijzenswaardig maar tot mislukking gedoemd streven – Goodyear en Michelin nog concurrentie te bieden door de fabricatie van ratelslagen (houten fietsbanden), maar de Duitsers bleken niet veel waardering te hebben voor dit staaltje van Nederlandse ondernemingszin en begonnen pogingen in het werk te stellen om het machinepark en de houtvoorraden naar hun Heimat te verhuizen. In het begin voerden zij nog geen Blitzkrieg en slaagde men erin de heren Leichner, Pahl, Gieser en anderen, aan de praat te houden. Immers, reeds een uur uitstel kon beslissend zijn in die dagen, toen het licht der naderende bevrijding aan de kim gloorde. Toen de elektriciteit uitviel werd de toestand kritiek. Niettemin besloot men de zaak, zowel figuurlijk als letterlijk, draaiende te houden. Een 20-urige werkweek werd ingesteld en men ging na wat men zonder drijfkracht zou kunnen fabriceren. De keus viel – hoe kon het anders? – op speelgoed zoals puzzels, poppenkamers, giraffen, konijntjes en havenattributen. De huisvlijtclub ging aan het werk en in de hallen waar vroeger het lied van de machines alles had overstemd, hoorde men thans alleen maar een zacht schurend geluid van met de hand op en neer bewegende figuurzaagjes.
Het bedrijf scheen veranderd in een fröbelschool voor volwassenen. Een kleine verbetering trad in toen het met behulp van enige uit trucks verwijderde Dieselmotoren lukte om een beetje elektriciteit op te wekken. Een extra voordeel wat uit deze maatregel voortvloeide was dat de van hun motoren beroofde wagens geen begeerlijke buit meer waren voor de Duitsers. Bovendien kon men met deze dieselgeneratoren nog een paar ziekenhuizen helpen. Dat de rendabiliteit van het op deze wijze gaande gehouden bedrijf enigermate onbevredigend was kan worden afgeleid uit de omvang van de productie die vervolgens per bakfiets werd verzonden.
Naarmate het voorjaar en daarmee het eindoffensief der geallieerden naderbij kwam, namen de moeilijkheden toe. Er ging geen dag voorbij zonder razzia’s, de honger werd nijpender, de aanslagen van de Duitsers op de installaties en voorraden werden intensiever. Met medewerking van de directie werd een voedselvoorzieningsdienst georganiseerd en ofschoon deze geen gebraden duiven en jonge tuinboontjes met warme ham opleverde, lukte het op deze wijze toch de hongercrisis buiten de deur te houden. In plaats van ladingen edelhout werden suikerbieten aangevoerd en verder lukte het mede dankzij de medewerking van velen binnen en buiten het bedrijf de hand te leggen op wortelen, kool, overalls, tarwe, aardappelen, sokken en jam. Zelfs toen de nood het hoogst was en het geen kip meer lukte het Hongergebied binnen te komen slaagde Bruynzeel erin om beslag te leggen op een schuit vol aardappelen en deze binnen te halen; iets wat destijds onmogelijk leek te zijn. Alhoewel er kansen waren is toch een naoorlogse smokkelcarrière hier braak blijven liggen. Nog moeilijker dan weerstand te bieden aan de honger, bleek de bescherming van het bedrijf tegen plunderaars. Met bluf en brutaliteit had men het lang kunnen rekken maar tenslotte begon het er naar uit te zien dat ook deze middelen zouden falen. Het zou ons te ver voeren melding te maken van alle geslaagde pogingen om het leegroven van het bedrijf te voorkomen. Tot drie keer toe kwam een vrachtauto met een demontageploeg van 20 man en de laatste maal was men reeds begonnen de moeren waarmee de machines bevestigd waren los te draaien, tot de Canadezen kwamen.
De fabriek-installaties kwamen ongeschonden uit de oorlog en daar de houtvoorraad voldoende was zou men onmiddellijk weer aan de slag hebben kunnen gaan als het niet aan de elektriciteit en brandstoffen ontbroken had. Deze laatste moeilijkheid werd overwonnen door het instellen van een eigen transportdienst die kolen uit Zuid-Limburg haalde. Ook de voor deze wagens benodigde benzine moest gedurende de eerste periode uit het zuiden van het land gehaald worden. Spoedig kwam men echter weer op dreef en kon met de vervaardiging van een aantal voor Zeeland bestemde noodwoningen gewonnen worden. De hervatte levering van elektriciteit gaf de bedrijven een verdere stoot in de goede richting en het duurde niet lang, of er werden weder – zoals vanouds van voor de oorlog – volop deuren, vloeren en lijsten gemaakt. De productie van Bruynzeel keukens werd aangepast aan de contemporaire behoeften; een keuken gemaakt van minder materiaal dan de originele keuken maar wel voorzien van dezelfde gemakken. Valkjachten komen niet meer voor in het productieplan maar niettemin menen wij dit historisch overzicht te mogen besluiten met een aan de zeilvaart ontleende zin die uitdrukking geeft aan de wil en het vertrouwen van de directie, staf en personeel van de Bruynzeelfabrieken: met volle zeilen voorwaarts.